De Nederlandse Antillen en de daartoe behorende eilandgebieden hebben zich jarenlang geconfronteerd gezien met substantiële en structurele problemen op het terrein van de overheidsfinanciën. Begrotingen gaven een onvoldoende betrouwbaar beeld van uitgaven en inkomsten, het verplicht opstellen van jaarrekeningen en het laten controleren daarvan door een externe accountant liep achter en de schuldposities waren problematisch. Op politiek niveau werd erkend dat de financiële problemen ernstig waren.
Tijdens referenda op alle eilanden van de toenmalige Nederlandse Antillen heeft de meerderheid van de bevolking aangegeven de Nederlandse Antillen als staatsverband op te willen heffen. Tijdens een eerste Ronde Tafelconferentie in november 2005 is het startschot gegeven om te komen tot nieuwe staatkundige verhoudingen als het bestaande land Nederlandse Antillen niet meer zou bestaan. Uiteindelijk zijn per 10 oktober 2010 deze nieuwe staatkundige verhoudingen tot stand gekomen: Curaçao en Sint Maarten zijn autonome landen binnen het Koninkrijk geworden, de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben een directe staatsrechtelijke band met Nederland gekregen. Overeengekomen is dat Nederland de nieuwe entiteiten zou bijstaan bij het creëren van een gezonde uitgangspositie bij het ingaan van de nieuwe staatkundige situatie. Hiertoe heeft Nederland zich bereid verklaard om een groot deel van de schulden van de Nederlandse Antillen en de eilandgebieden te saneren. De eilandgebieden dienen zorg te dragen voor het aanbrengen van structurele verbeteringen in de begroting en met name het financieel beheer, ten einde te voorkomen dat er in de toekomst opnieuw (te grote) schulden worden opgebouwd. Nederland, Curaçao en Sint Maarten zijn in gezamenlijk overleg in een consensus-rijkswet overeengekomen dat er onafhankelijk toezicht plaats zal vinden op de financiën van de nieuwe landen. Bij de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat er toezicht plaats zal vinden op de financiën van deze openbare lichamen op grond van een Nederlandse wet.
Gedurende de transitieperiode naar de nieuwe staatkundige structuur bestond er één College financieel toezicht (Cft) dat tijdelijk financieel toezicht uitoefende op de financiën van Bonaire, Sint Eustatius en Saba enerzijds en het land Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten anderzijds. Dit College werd ondersteund door een secretariaat.
Met het inwerkingtreden van de nieuwe staatkundige verhoudingen op 10 oktober 2010 werden er twee Colleges van kracht: het Cft Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Cft Curaçao en Sint Maarten. Het Cft Curaçao en Sint Maarten oefent toezicht uit zoals geregeld in de consensus-Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet). Het Cft Bonaire, Sint Eustatius en Saba vindt zijn wettelijke basis in de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet FinBES).
Per 2 september 2015 is er een derde College bij, het College Aruba financieel toezicht. Dit college kent een andere geschiedenis. De financiële situatie op Aruba leidde ertoe dat op 2 mei 2015 een aantal afspraken door Aruba en Nederland zijn overeengekomen, welke hebben geresulteerd in de Landsverordening Aruba tijdelijk financieel toezicht (LAft). De LAft is op 2 september 2015 in werking getreden, met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2015. Met de inwerkingtreding van de LAft is de uitvoering van het toezicht op de overheidsfinanciën van Aruba officieel opgedragen aan het College Aruba financieel toezicht (CAft). Tot en met 31 juli 2015 werd het toezicht nog door het Cft uitgevoerd op basis van de instemming van de Rijksministerraad (RMR) en aan de hand van procedurele afspraken die daarna tussen het Cft en Aruba zijn gemaakt.
De drie Colleges worden ondersteund door een gemeenschappelijk secretariaat, kantoorhoudende op Curaçao, Sint Maarten en Aruba.